top of page
gelovigen zonder kerk 3.jpg

gzk.marckant.be

marc meysmans

gelovigen... zonder kerk ?

de kerkgemeenschap verlaten
kan dat wel?

De kerkgemeenschap verlaten  -  kan dat wel?

‘The place to be’


We kunnen ons afvragen of vernieuwing en groei niet vooral bewerkt moet worden binnen het kader van een lokale kerkgemeenschap of kerkstructuur.  Is dat niet de plaats waar we als christen deel van horen te zijn?  Die gedachte kom ik telkens tegen wanneer ik mensen beluister die stevig in de (lokale) kerkgemeenschap verankerd zitten.  Ik heb mezelf ook 20 jaar in die positie gezien en kon me niets anders voorstellen. 

De lokale kerkgemeenschap kan een ideale plaats zijn - zeker voor nieuwe gelovigen - waar heel veel geleerd, gedeeld, beleefd en opgebouwd kan worden.  Toch zeg ik bewust ‘kan zijn’.  Het is niet omdat iets in een kerk gebeurt dat het automatisch goed zit, er kan bijzonder veel misgaan. 

Uiteraard is het wenselijk dat onvruchtbare of eenzijdige wegen in een kerk tijdig gesnoeid en bijgestuurd kunnen worden zodat alles op een gezonde manier kan groeien, maar de praktijk leert dat dit er niet altijd van komt. 
En als mijn spoor of mijn groei vastloopt in een gegeven kader, waar vind ik dan een passende weg om op verder te gaan?

Johannes de Doper

De omwenteling rond (de eerste) komst van Jezus is boeiend.  Er is op zich een goed georganiseerde en door God geïnspireerde geestelijke ordening in de tempel en in de maatschappij.  En Toch… 

Na een lange voorbereidingsperiode - in afzondering in de woestijn! - begint Johannes de doper zijn werk als verkondiger van het evangelie en als wegbereider voor Jezus.  Hij lijkt de mensen niet zelf te gaan opzoeken in hun gelovige leefwereld.  Vanuit zijn vertrouwde eenzame plek ontmoet hij mensen die zelf de stad uittrekken, uit Jeruzalem nota bene, de religieuze hoofdstad. 

Zoals de Geest Johannes leidt, zo leidt de Geest ook mensen naar Johannes.  Ze gaan in de richting van een zonderlinge man die blijkbaar zijn plaats niet in het klassieke tempelgebeuren ziet passen. 

Blijkbaar is er in de religieuze hoofdstad een bepaald gebrek, een geestelijk gebrek.  Hoewel het hele tempelgebeuren door God is ingesteld, en ondanks het feit dat alle geestelijke leiderschapsfuncties zijn ingevuld, worden mensen de stad uitgeloodst. 
Hoe moet het voelen als Jood om geestelijke vernieuwing te moeten zoeken met de rug naar de tempel… een beetje ongemakkelijk misschien? 

Jezus

 

Misschien wordt het nog ongemakkelijker als we Jezus beluisteren.  Hij observeert op een heel doordringende wijze en snijdt vlijmscherp door de dwalingen die in het toenmalige ‘kerkelijke’(*) kader gangbaar waren.  Hij kijkt naar de mensen om zich heen en zegt over hen: “zij zijn als schapen zonder herder”.  Dat is een ernstige vaststelling, van iemand wiens kijk we als zuiver mogen beschouwen. 

Als schapen zonder herder, dat wil zeggen zonder gezond geestelijk leiderschap, en dit terwijl er in de tempel nochtans een duidelijke structuur van leiderschap was die door God zelf was opgezet. 

Als enig alternatief ten gronde nodigt Jezus uit: “Ik ben de goede Herder.  Kom maar bij Mij, als je er moe van wordt.  Volg Mij maar, Ik ben zachtmoedig en nederig van hart”.  Hiermee schetst Jezus een scherpe tegenstelling tussen het biotoop van het ‘kerkelijke’ kader en het beeld dat Vader voor Zijn Koninkrijk voorop stelt.  Er is een grote kloof ontstaan tussen Gods bedoeling en wat mensen er hebben van gemaakt, ja ook in de ‘kerk’ die God geïnstrueerd had. 

(*) Ik leg in de benoeming ‘kerkelijk’ kader even een link tussen het klassieke kerkgebeuren dat wij nu kennen en het klassieke tempelgebeuren dat in Jezus’ tijd bekend was.  Ik benoem hiermee ‘de klassieke bekende wegen’ zoals die in de tempel vroeger en in de kerk nu onwrikbaar vast lijken te liggen, en hoe Jezus daar naar kijkt.

De geschiedenis herhaalt zich

Als ik mensen beluister die moeite ervaren in hun huidige geloofsgemeenschap of met de kerk in het algemeen, dan hoor ik soms gelijkaardige verzuchtingen: “ik word zo moe van de kerk”, “het is moeilijk om er tot rust te komen”, “het is niet slecht maar het sluit niet meer aan bij wat ik nodig heb”, “we blijven hangen in een bepaald patroon maar we geraken eigenlijk niet verder”, … 

Zij geven hiermee aan dat ze niet goed ‘geherderd’ worden, het groene gras uit psalm 23 wordt niet gevonden.  Met veel aarzeling trekken deze gelovigen – net als in Jezus’ tijd – weg uit het klassieke kerkgebeuren, Jeruzalem, de kerk, op zoek naar… Jezus, of naar iemand die de weg naar Hem wijst. 

Na de 20 jaar waarin ik zelf heel intens in de lokale kerkgemeenschap verankerd was, brak een tijd aan waarin ik om gezondheidsredenen gedwongen werd om dit allemaal los te laten.  Het was een bijzonder moeilijk en eenzaam proces, een verblijf in de woestijn.  Vreemd genoeg is God mij in de 15 jaar die daarop volgden door dromen en woorden beginnen toespreken over Zijn plan om de kerk te hervormen, individuele gelovigen bij te sturen en ook nieuwe paden te creëren voor mensen buiten de kerk. 

Als ik God goed beluister dan lijkt het mij dat de Heer ook nu in onze tijd opmerkt dat er opnieuw veel schapen zijn die zich zonder goede herder voelen.  Misschien zijn daarbij ook mensen uit onze eigen kerken, maar vast en zeker ook mensen voor wie de kerk geen evidente toegangsdeur meer biedt naar het geloofsleven.  Er is dus opnieuw behoefte aan hervormingen, een vernieuwingsbeweging.

We mogen gerust zijn, God zal nu in onze tijd niets anders doen dan wat Hij altijd al heeft gedaan:
- onvruchtbare wegen snoeit Hij weg   (dit kan gaan over denkkaders, gewoonten, structuur, mensen,…);
- wat vruchtpotentieel heeft verstevigt Hij en voedt Hij   (idem);
- wat zwak is en om aandacht vraagt zal zeker Zijn volle aandacht krijgen   (idem);
- Hij brengt de juiste mensen in de juiste posities om Zijn doel te kunnen bereiken…;
- God wil deze wereld met Hem verbinden zodat een harmonie kan ontstaan.

Hoe kan het dan verder?  -  profetische verwachting

Het is in deze tijd God zelf die een aantal vernieuwingsprocessen in gang zet.  Hier en daar moeten mensen weer even wakker geschud worden.  Gods Geest moet in ons Zijn vuur misschien weer even doen oplaaien.  Het heilzame moet weer even van het heilloze gescheiden worden, evenals het menselijke van dat van de Geest. 

  • Het is mijn verwachting dat we het snoeien en het hervormen zullen kunnen merken in een aantal kerken.  Wat goed is blijft behouden, wat geen goede vruchten draagt mag weg.  God kennende zal dit met grote zorg en doortastendheid gebeuren.  We zijn in goede handen en we mogen verzekerd zijn van zuivere doelstellingen.

  • Het is mijn verwachting dat we een beweging kunnen zien van mensen die uit de klassieke kerken wegtrekken.  Op één of andere manier worden deze mensen weggeleid naar ‘de woestijn’ om te worden voorbereid op iets nieuws.

  • Het is mijn verwachting dat we iets kunnen zien ontstaan en bloeien dat niet aan de bestaande kerkstructuur gekoppeld is.  Bijvoorbeeld kleine groepjes die samenkomen losstaand van een bepaalde kerk, gelovigen die zich meer willen inzetten voor een bepaald facet van de samenleving, nieuwe initiatieven die ongelovigen opstapmogelijkheden aanreiken zodat zij tot geloof kunnen komen buiten de kerk, …
    Wat hier gebeurt kent een minder gestructureerd kader, maar is des te meer organisch verbonden, omdat het van binnenuit en van onderuit groeit.  Het is zowel authentiek als efficiënt.

 

Concurrentie?

Zowel binnen de kerk als buiten de kerk zal vernieuwing, opleving en groei mogelijk zijn.  Voor wie wil uiteraard.  Ook in Jezus’ tijd werd niemand gedwongen om van richting te veranderen. 
Het is belangrijk dat er ruimte is om Gods Geest te laten waaien en werken zoals Hij wil.  Het is belangrijk dat er geen concurrentiegevoel optreedt tussen kerken en initiatieven die daar los van lijken te staan.  God bouwt Zijn Koninkrijk, een rijk waarin vele kamers zijn met een verschillend interieur en sfeer.  Er is geen concurrentie in Gods Koninkrijk onder mensen die daar mee aan bouwen.  Een concurrentiegevoel ontstaat pas als menselijke aspecten de bovenhand krijgen. 

Afrondend

We mogen terugkijken op een geloofsgeschiedenis die groeit, evolueert en diversifieert.  Hierin groeit het besef dat er geen standaard ideale weg is die voor iedereen dezelfde moet zijn, er zijn vele wegen mogelijk.  Elke vorm van geloofsleven legt specifieke accenten en kent voor- én nadelen. 

Laten we mekaar vrijheid gunnen, en aanvaarden dat iemand gedurende een bepaalde periode in zijn of haar leven een bepaald traject aflegt.  We zijn niet geroepen om over mekaar te oordelen of te heersen, maar om mekaar lief te hebben en verder te helpen.  Dit vraagt van ons om anderen niet te forceren in de richting waar onze eigen voorkeur naar uitgaat.  We mogen hooguit meezoeken naar een haalbare en geschikte weg voor de eerstvolgende periode in iemands leven.  Het vraagt daarbij grote luisterbereidheid en geoefende geestelijke oren om te ontdekken wat God wil zeggen tegen die specifieke persoon, in die specifieke situatie, voor die specifieke fase in zijn of haar leven. 

bottom of page